
Om toch over een specifieke Jan te kunnen roddelen, kwamen er bijnamen in zwang. Als de vader van Jan toevallig ook Jan heette, werd de kleine Jan bijvoorbeeld Jan Janszoon genoemd: Jan Jansen. En als onze Jan een smederijtje had, stond hij misschien als Jan Smit bekend. Of als Jan de Wilde, als-ie altijd heel raar ging doen met een paar biertjes op. Of als Jan de Vlaming als hij een zachte g en een puntzak had.
Lees verder op netinnederland