De mensen die heel vroeger in onze streken woonden, hadden nog geen achternaam. En die hadden ze ook niet nodig. Want in die kleine dorpjes was meestal maar 1 Reinhard of Rudolf. Maar kleine dorpjes worden groot, en in een beetje middeleeuwse stad liepen wel 100 Jannen rond.
Om toch over een specifieke Jan te kunnen roddelen, kwamen er bijnamen in zwang. Als de vader van Jan toevallig ook Jan heette, werd de kleine Jan bijvoorbeeld Jan Janszoon genoemd: Jan Jansen. En als onze Jan een smederijtje had, stond hij misschien als Jan Smit bekend. Of als Jan de Wilde, als-ie altijd heel raar ging doen met een paar biertjes op. Of als Jan de Vlaming als hij een zachte g en een puntzak had.
Lees verder op netinnederland